Veel gelovige christenen kunnen je direct vertellen dat zij zich juist niet willen verheffen boven anderen. Integendeel, een christen weet dat hij zijn leven lang te kampen heeft met kwade en egoïstische neigingen. De Bijbel is daar glashelder over.

De Bijbelschrijver Paulus heeft verschillende brieven geschreven die in de Bijbel staan. Hij schrijft heel concreet in het Bijbelboek Romeinen hoofdstuk 7 vers 7-25, dat hij regelmatig merkt dat hij doet wat hij niet wil doen, en dat hij niet doet wat hij wél zou willen doen.

Nee, niet beter
Gelovigen zijn als ieder ander, ze hebben de neiging fouten te maken en allereerst aan zichzelf te denken. Wat heb je dan aan zo’n geloof, als het je kennelijk niet beter maakt?

In de eerste plaats zal een gelovige meer last hebben van zijn fouten. Je weet dat je er niet alleen mensen pijn mee doet, maar ook God. Ten tweede weet een christen dat je vergeving kunt krijgen. Ten derde weet een christen dat er een bron is waar je kracht uit kunt putten om dingen beter te gaan doen. Ten vierde heeft een christen een duidelijke norm waaraan hij zich steeds weer kan spiegelen.

Daarnaast: het christelijke levensideaal heeft ook enorm veel goeds gebracht in de wereld. Denk aan het oprichten van de eerste ziekenhuizen in Europa of het bieden van ontwikkelingshulp over de hele wereld. Metterdaad hebben christenen best het een en ander kunnen laten zien van de liefde van God.

Wel anders
Een christen is niet beter. Maar een christen merkt wel dat God je vanbinnen anders maakt. Dat is Gods gave, een gift dus. Tegelijk is dat ook een opgave. Je levensdoel wordt namelijk anders: je gaat niet meer voor jezelf, maar voor Jezus. Je gaat Jezus volgen.

En dat maakt een christen toch anders. De Bijbel zelf licht dit toe in Galaten 5:22. Een christen zal te herkennen zijn aan deze negen eigenschappen: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Duidelijke taal, toch?

We leven in een tijd waarin genieten bijna verplicht is, het zogenaamde hedonistische tijdperk. Alleen al van dat ‘moeten genieten’ worden mensen soms depressief. Een kwart van alle vrouwen en ruim tien procent van alle mannen in Nederland wordt vroeg of laat geconfronteerd met een depressie.
Alhoewel het dus vaak voor komt, rust er nog steeds een taboe op deze psychische ziekte. Er is onderzocht of gelovigen vaker depressief zijn dan andersdenkenden. Inderdaad kunnen ook gelovigen ook depressief zijn. Er is aangetoond dat geloven op zichzelf niet depressief maakt.

Pijnloze wereld

Somberheid en depressie zijn geen motieven om te gaan geloven of om het geloof te mijden. Nu zou je zeggen dat het Evangelie (dat letterlijk ‘goede boodschap’ betekent) mensen kan helpen die in de put zitten. Gelovigen zelf zeggen wel deze ervaring te hebben.

Geloven kan echter evengoed gevoelens teweeg brengen waardoor je minder vrolijk wordt. Gelovigen ervaren bijvoorbeeld sterk de tegenstelling tussen de oorspronkelijke bedoeling van God en de werkelijkheid. God wilde een zondeloze, pijnloze wereld. Maar de huidige werkelijkheid in deze wereld en ons persoonlijke leven is vaak heel anders. Verlangen naar een betere situatie – geen exclusief christelijk gedachtegoed overigens – maakt niet altijd vrolijker.

De gevestigd kerken in Nederland verliezen jaarlijks heel wat leden. Dat geeft wel aan dat er veel mis is in de kerk.
Al tientallen jaren neemt de kerkelijkheid in Nederland af. In de meeste landen in West-Europa is dat het geval. In Groot-Brittannië is de daling tot staan gekomen, in Nederland nog niet. De kerken zijn van een (kleine) meerderheid nu een (grote) minderheid geworden. Nog steeds gaan er per zondag zo’n anderhalf miljoen mensen naar een kerkdienst.

De kerk heeft net als andere instanties te lijden van afnemende betrokkenheid. Mensen zijn vandaag eerder kritische consumenten dan betrokken deelnemers. De kerken hebben dat deels te danken aan het feit dat ze moeilijk met hun tijd meegaan. Afnemende kerkelijkheid wil trouwens niet direct zeggen dat mensen minder gelovig zijn geworden. Ze organiseren het nu anders. Overigens is de betrokkenheid van de ‘achterblijvers’ gegroeid.

De Rooms-Katholieke Kerk gaat gebukt onder schandalen rondom seksueel misbruik. Wie laat priesters dan ook ongetrouwd? Het is helemaal schandelijk dat de leiding de zaak toedekt.
Het verplichte celibaat voor rooms-katholieke priesters is zeker een factor in deze ernstige zaak. Vriend en vijand zijn het erover eens dat de kerk niet adequaat en invoelend reageert op wat er gebeurt. De kerk is helaas vaak meer uit op zelfbehoud dan op het belijden van schuld, zoeken naar genoegdoening voor de slachtoffers en het voorkomen van herhaling. De situatie waarin de Rooms-Katholieke Kerk zich bevindt is ook schadelijk voor andere kerken waarin deze misstanden niet (op deze schaal) voorkomen.

’s Zondags zijn kerkmensen heel vroom, maar op maandag zijn ze net zo hard en gehaaid als ieder ander.
Het is opmerkelijk dat kerkgangers soms met een andere strengere maat gemeten worden dan niet-kerkgangers. Op zich zijn de verwachtingen terecht: het Evangelie is levensveranderend. De teleurstelling is daarom ook groter als er niets van terechtkomt.

Er moet wel vastgesteld worden dat we van dezelfde lap zijn gescheurd. Er is geen wezenlijk onderscheid tussen kerkgangers en niet-kerkgangers. Uit statistisch onderzoek blijkt wel dat er onder kerkgangers meer vrijwilligers te vinden zijn en dat de vrijgevigheid voor goede doelen groter is. Dat neemt niet weg dat (wan)gedrag van individuele gelovigen nooit is goed te praten.

In sommige kerken zijn vrouwen tweederangsburgers. Ze mogen niks en lopen in lange rokken bijvoorbeeld.
Sommige kerken interpreteren teksten in de Bijbel zo dat daaruit blijkt dat sommige activiteiten voor vrouwen gesloten zijn. Vandaag de dag komt dat ongeëmancipeerd en vrouwonvriendelijk over. De betreffende vrouwen zien dat niet altijd zo en ervaren het niet altijd als beperking. Ze voelen zich wel degelijk gelijkwaardig.

In het begin van de kerk had het christendom grote aantrekkingskracht op vrouwen omdat hun positie aanzienlijk verbeterde. In de antieke wereld was zij vaak, onvriendelijk gezegd, last, een lustdier. De kerk keerde zich tegen die opvatting.

Kledingvoorschriften die voornamelijk vrouwen betreffen, zijn gebaseerd op de uitleg van een aantal Bijbelteksten waarin verboden wordt dat mannen vrouwenkleding dragen en andersom. Travestie, want daar wordt waarschijnlijk op gedoeld, gold als uiting van perversie. Daar moest de kerk niets van hebben. Tradities waar we nu vreemd tegenaan kijken, zijn vaak begonnen vanuit goede motieven en hebben ook lang hun nut.
Als kerkmensen de kans krijgen, willen ze je hele leven regelen. Op zondag alles op slot en een boete op vloeken.
De leefregels die christenen nastreven en proberen na te leven zijn ontleend aan de Tien Geboden. Gods geboden zijn bedoeld als een bescherming van het leven (niet doden, niet stelen, niet liegen). Een dag rust in de week is ook heilzaam voor een mens. Er schuilt ook weinig kwaad in om een ander te weerhouden zichzelf te vervloeken.

Het effect is averechts als het onder dwang gebeurt. Onze samenleving schuwt geen dwang als het erom gaat mensen te weerhouden van moord, diefstal en bedrog. Geboden en verboden scheppen orde in de chaos.
De kern van Gods geboden gaat over liefde tot God en naastenliefde. De intentie van christenen kan dus wel goed zijn, de uitvoering is dat niet altijd.

Vroeger werd je gedwongen om naar de kerk te gaan, anders liet de diaconie je stikken, hoe arm je ook was.
Inderdaad zijn er schrijnende gevallen van dwang en manipulatie. Er waren speciale kerkbanken voor de armen in de kerk. Wie daar niet gezien werd, had wat uit te leggen als hij zijn hand kwam ophouden voor ondersteuning. Dat is de zwarte zijde van de zaak.

Duidelijk wordt dat de kerk zich inspande om minder bedeelden te ondersteunen. Veel zorginstellingen die we nu nog kennen hebben een kerkelijke oorsprong (denk bijvoorbeeld aan het Diakonessenhuis in Utrecht). Weeshuizen, oude mannen- en vrouwenhuizen, scholen, verpleeginstellingen, armenzorg, inrichtingen, opvoedingsinstellingen, etc., zijn meestal ontstaan vanuit een kerkelijk initiatief.

De kerk stond vaak aan de kant van de onderdrukker. ‘Houdt u ze arm, dan houden wij ze dom.’
Vroeger behoorde de geestelijkheid tot de elite. Lange tijd waren de dominee of pastoor samen met de dokter en de burgemeester de notabelen van een plaats. Er was sprake van een standenmaatschappij en er vond belangenverstrengeling plaats. Daardoor raakte de geestelijkheid soms gecorrumpeerd.

In de vorige eeuw is er sprake van een ommekeer. Met de opkomst van de bevrijdingstheologie kiest de kerk nadrukkelijk partij voor de armen. Dat is gepaard gegaan met veel interne discussie. In ieder geval stond en staat de kerk niet meer vanzelfsprekend aan de kant van de machthebbers en de rijken.

De Bijbel preekt eenheid en verzoening. Daar brengen de kerken helemaal niets van terecht.
Onderling en intern zijn kerken soms hopeloos verdeeld. Het mag een wonder heten dat er nog sprake is van kerken. Met regelmaat zet ook de tegenbeweging in en weten kerken en hun leden elkaar te vinden. Hoewel dat niet altijd leidt tot organisatorische eenheid, is er wel sprake van meer geestelijke eenheid onder de kerken.

Sorry, maar ik kan niet in Jezus als de verlosser geloven zolang kerkmensen er zo onverlost uitzien.
De vrijheid die ons in Jezus Christus wordt geboden, kan lang niet iedereen aan. Iets in ons zoekt telkens naar zekerheid. Op het moment dat we niet langer in de vrijheid leven maar onszelf en anderen regels gaan opleggen, doen we afbreuk aan wat God voor ogen staat.

Een treffend verhaal hierover is te vinden in ‘De gebroeders Karamazov’ van F. Dostojevski. Daar wordt het proces goed weergegeven. De uitspraak hierboven is een vrij citaat van Friedrich Nietzsche. Zijn idee van verlossing strookt niet met het christelijk idee hierover.

De kerk is begonnen als een beweging die veel veranderde ten goede. Nu is het een verkalkt instituut.
‘Dé Kerk’ bestaat niet. Het christendom is een breed uitgewaaierde beweging die zich in heel veel verschillende culturen geworteld heeft. Het valt niet te ontkennen dat daardoor op veel plaatsen de kerken afgeweken zijn van de oorspronkelijke bedoeling.

In de Eerste Wereldoorlog werden aan beide zijden van het front de kanonnen door priesters gezegend. Dat valt moeilijk te rijmen met de woorden van Jezus: Gelukkig de vredestichters,want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Aan de andere kant heeft het Evangelie tot grote maatschappelijke veranderingen geleid, waarbij de kerken het voortouw hebben genomen.

De kerk als instituut heeft het vandaag de dag moeilijk: velen verlaten de kerk en de achterblijvers weten daar niet goed raad mee. Ondertussen ontstaan er nog steeds nieuwe kerken, vaak in een nieuwe gedaante. In Nederland zijn er de afgelopen jaren zo’n drieduizend geteld.
Er is dus sprake van een wisselend beeld, het is niet alleen een instituut dat zichzelf overleefd lijkt te hebben, er is telkens weer sprake van een nieuwe vitaliteit. De kerk is in ieder geval niet dood!

De kerk loopt hopeloos achter. Wat ze nu schande vindt, is over vijftig jaar geaccepteerd.
Inderdaad loopt de kerk nogal eens achter de feiten aan. De kerk in Europa is eeuwenlang hoedster van onze cultuur geweest. Toen het Romeinse Imperium instortte, heeft de kerk veel van de cultuur en infrastructuur voor haar rekening genomen en is daar niet meer mee opgehouden.

Dat is ook iets om dankbaar voor te zijn. Op die manier worden we behoed voor de waan van de dag. Samen met FNV en CNV hebben de kerken zich gekeerd tegen de gevolgen van de 24-uurs economie en zo de rechten van werknemers op voldoende vrije tijd verdedigd. De kerk is er trots op menselijke waarden en normen te koesteren.

Zolang sommige kerken tegen homo’s zijn, heb ik er niets te zoeken.
Er staan in de Bijbel teksten die onomwonden afkeuring weergeven tegen homoseksuele praktijken, laat daarover geen misverstand bestaan. Op grond daarvan vindt een aantal kerken de homoseksuele praktijk ontoelaatbaar.
Andere kerken staan daar anders tegenover. Zij lezen dezelfde teksten anders door ze meer te verbinden met de tijd en cultuur waarin de uitspraken zijn gedaan. Je zult dus per kerk een ander standpunt aantreffen en ook verschuivingen meemaken.